De pluche kat

Door Mae Hurley Ashworth

Op mijn schoorsteenmantel staat een versleten, morsige oude pluche speelgoedkat. Iedereen moet er om lachen. Maar dat komt doordat niemand weet dat die kat een aandenken is. Een gedenkteken voor een klein meisje dat mij de ware betekenis van het geven heeft geleerd. Die pluche knuffelkat kwam op het toneel toen ik nog niet zo lang in het onderwijs zat en les gaf aan groep drie.

Het was mijn verjaardag en de kinderen hadden allemaal een kleinigheid meegebracht om hun dankbaarheid te tonen. Iedereen verdrong zich om mijn tafel om maar beter te kunnen kijken terwijl ik alles uitpakte. Ik opende alle pakjes en gaf op de juiste momenten aan hoe mooi ik de zakdoekjes en geurtjes die ik kreeg, vond. Toen alles was uitgepakt slenterden de kinderen naar buiten. Een kindje was echter blijven zitten. Ze keek gespannen naar alle cadeautjes op het bureau. Ze frummelde zenuwachtig met haar vingertjes en haar dikke, ongelijk geknipte haar hing in haar ogen.

Arme Agnes, dacht ik. Ze zag er uit als een kleine, verwaarloosde schapendoes. Ik voelde me altijd een beetje schuldig over Agnes, want ofschoon ik echt mijn best deed om haar aardig te vinden, irriteerde dat kind me eigenlijk mateloos. Ze was niet mooi of aantrekkelijk en bovendien was ze echt verschrikkelijk dom.

“Is er wat, Agnes?” vroeg ik mat. Ze draaide zich om en liep snel naar haar tafeltje. Even later stond ze weer naast me. Ze had een speelgoedbeestje in haar handjes geklemd. De vacht van dat beest was al half versleten. Toen het nog nieuw was had het vermoedelijk een soort gele kleur gehad, maar dat kon je niet goed meer zien. Als ogen waren er grote rode kraaltjes aan vastgenaaid. Kortom het was een zielige vertoning.

“Dat is voor U”, fluisterde Agnes. “Ik wilde U zo graag ook iets geven, maar ik had geen geld.” Haar gezicht glinsterde even toen ze het zei. Zo had ik haar nog niet eerder gezien. Haar ogen waren gewoonlijk leeg en bedroefd, maar nu straalden ze zowaar. Ik voelde me bedrukt. Die kat betekende echt niets voor me, maar ik voelde wel aan dat die kat heel veel betekende voor Agnes. Ik zei dus, “Nee, hoor Agnes. Die moet je toch zeker zelf houden?”

Weg was de vreugde uit haar ogen. Haar schouders zakten af en ze stamelde bedremmeld: “U… u vindt mijn katje niet mooi?”

“Natuurlijk wel,” zei ik gemaakt blij. “Ik vind het een prachtige kat. Als je me die echt wilt geven, dan ben ik er reuze blij mee.” Ze zette de kat op mijn bureau. Die viel meteen om, want de fabriek die dit beest in elkaar had gedraaid had er maar weinig zorg aan besteed. Maar de blik op haar gezicht zal ik niet snel vergeten. Er lag een uitdrukking van echte dankbaarheid in haar ogen.

Toen de kinderen die middag allemaal naar huis gingen rende Agnes nog een keertje naar me toe. Ze stopte haar zweterige, warme handje in die van mij en sprak zachtjes: “O, ik ben toch zo bij dat U mijn kat leuk vindt. U vind hem toch echt mooi, hè?”
Wat had dat kindje een behoefte aan warmte en steun.

“Dat katje is zonder twijfel het mooiste ding op mijn bureau,” sprak ik warm. “Ga nu maar naar huis, Agnes. Ik zie je na het weekend weer.” Ik keek de kinderen na toen ze allemaal aan het einde van de straat de hoek om gingen en verdwenen. Daar ging Agnes. De regen viel op haar onbedekte hoofdje…

Maar Agnes kwam niet meer terug na het weekeind. Een onverschillige bestuurder van een grote, snelle auto was een dag later op haar ingereden en Agnes was ter plaatse overleden. Toen ik het hoorde zocht ik troost bij het katje en stond ik oog in oog met mijn eigen zieke geweten.

Het is heel bevrijdend om je eigen fouten onder ogen te zien en nadat ik een fors gevecht had geleverd met mijn schuldgevoelens over de manier waarop ik Agnes door het jaar heen had gezien, voelde ik me wat beter. Ik had alles verteld aan dat pluche beest. De gever van het beestje was er niet meer. Die kon mijn aanmoediging en warmte die ze zo nodig had gehad niet langer ontvangen.

Maar had ik haar die warmte en juiste begeleiding eigenlijk wel kunnen geven zonder dit vreselijke voorval? Soms is een mens pas in staat om waarachtig te geven als zijn eigen hart en ziel eens flink door elkaar worden geschud en je oog in oog komt te staan met wat er echt belangrijk is in dit leven.

Ik heb toen een belofte gedaan aan dat knuffelbeest: “Vanaf vandaag zijn kinderen mijn leven en niet langer mijn werk. Ik zal ze nog steeds uit de boekjes leren, maar ik wil in hun harten leren kijken. Ik wil ze sterken en omringen met de liefde die ze zo nodig hebben. Ik zal ze niet alleen maar mijn kennis geven, maar ik zal ze mijzelf geven. En de hemel sta me bij als er ooit nog eens een zweterig, warm handje naar mij wordt uitgestrekt en ik te zelfzuchtig ben om dat met beide handen vast te grijpen.
Daarom staat dat beestje bij mij nog altijd thuis.

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier