Maandag 31 oktober 2022

De beroemde organist Felix Mendelssohn (1809-1847) bezocht eens een kathedraal en was daar onder de indruk van het prachtige orgel. Daar wilde hij graag eens op spelen en hij vroeg aan de koster of dat mocht. Die wist niet wie Mendelssohn was en vond het maar niets. “Sorry hoor, maar ik kan niet zomaar Jan en Alleman aan mijn orgel laten aanschuiven. Doe dat maar ergens anders.” Maar een vriendje van de zoon van de koster dat toevallig juist binnen was komen lopen en wel wist wie Mendelssohn was, hoorde wat de koster gezegd had en zei: “O, maar deze mijnheer kan heel goed spelen hoor. Ik ken hem en u moet hem echt een kans geven.” Aarzelend gaf de koster hem toestemming en toen begon Mendelssohn te spelen. Wat een geweldige muziek weerklonk er toen in die geheiligde ruimte. De koster verbleekte en zei: “Excuses mijnheer. Wat is dat mooi. Wie bent u eigenlijk?”

“Dat is mijnheer Mendelssohn,” antwoordde het jochie. “De bekende organist.”

Er staat ook bij ons een machtige organist voor de deur die niets liever wil dan het orgel in ons hart bespelen. Jezus weet precies welke tonen Hij moet voortbrengen om hemelse muziek bij ons naar buiten te brengen. Laten we Hem dat toe of mogen alleen de wereldse krachten op ons orgel spelen?

De moeite waard deze week:

Wat een afstotelijk schilderij was dat. Tenminste, zo leek het van een afstand. Niets dan een klodder verf. Maar wie schetst mijn verbazing toen ik er naar toe liep om het beter te bestuderen? Opeens begreep ik het en vond ik het prachtig.
Lees er hier meer over.

Een  hart gevuld met oprechte liefde voor God kan niet echt gelukkig zijn in deze wereld met haar oppervlakkige waarden.
Lees er hier meer over.

Spreuk van de week
Zei de ene man tegen de andere: “Ik hoorde dat u de Heer om die prachtige tuin hebt gevraagd. En wat heeft Hij uw gebed mooi beantwoord.”

“Dat heeft Hij zeker,” antwoordde de ander, wiens bloeiende tuin zijn lust en zijn leven was, “alleen bid ik nooit om een goede tuin, tenzij ik een schoffel in mijn hand heb. Ik bid dan: ‘Heer, stuurt U de zon en de regen, dan zal ik het onkruid tegenhouden.’
Onbekend

 Om over na te denken
Hij is de Heer van hemel en aarde. Hij woont niet in tempels die door mensen zijn gemaakt. Hij laat zich ook niet door mensen dienen omdat Hij Zelf iets nodig heeft. Want Hijzelf geeft aan iedereen leven en adem en alles.
Handelingen 17:24-25

Misschien heeft God ons niet nodig vanuit een Aards perspectief gezien. Wat kunnen wij Hem geven dat Hij nog niet heeft? Het gaat er om of Hij ons wil. Dat is de vraag die ik Dr. Parker eens hoorde stellen toen hij over deze woorden preekte. Hij nam een handvol bloemen die hij op de preekstoel had liggen en zei: “Deze bloemen werden voor mij verzameld door kleine, liefdevolle handjes in een laan ergens hier in de buurt. Had ik ze nodig? Nee. Wilde ik ze hebben? Ja, heel graag.”

Je kleine dochtertje kuste je voordat je vanmorgen naar je werk ging. Had je die kus nodig? Ik denk dat je het antwoord wel weet. De Almachtige heeft onze dienst misschien niet nodig, maar onze liefde voor Hem brengt Hem vreugde. Wij zijn Zijn nakomelingen. Onze Vader geniet van de liefde van Zijn kinderen. De Verlosser zei tegen een Samaritaanse vrouw: “Geef Mij te drinken.” Hij had een engel kunnen aanroepen die Hem direct verfrist zou hebben, maar Hij vroeg het aan een eenvoudige, gebroken vrouw. Denk daar eens over na. Misschien ligt het binnen het ons bereik om het hart van onze Heer te verfrissen. Misschien kunnen we Hem te drinken geven uit de bron van onze genegenheid, en zal Zijn ziel zich verlustigen in onze dienst. Dat is een heilig voorrecht.
J.H. Jowitt (1864-1923)

 

 Uit het archief van Spurgeon
Als een kind van God door de moeilijk doorwaadbare stromen van dit leven waadt, wanneer de golven tegen hem opslaan en zijn hart lijkt te falen, klinkt er telkens weer dezelfde vertrouwde stem in zijn oren: “Vrees niet, Ik ben met je; wees maar niet ontzet, want Ik ben je God.” Als wij de grenzen van het ons bekende gebied naderen en bang zijn om het rijk van de schijnbaar oneindige schaduw binnen te gaan, zegt Jezus: “Vrees niet, want het is het welbehagen van je Vader om je het koninkrijk te geven.” Zo gesterkt en getroost, zijn wij niet bang voor de strijd en zelfs niet voor de dood. Sterker nog, wij verlangen er naar die laatste reis te mogen maken, want sinds wij Jezus hebben gezien als de morgenster, willen wij niets liever dan Hem aanschouwen zoals de zon in zijn volle kracht. Waarlijk, de aanwezigheid van Jezus is alle hemel die wij verlangen.

 Uit de schatkist van het verleden
Wij hebben allemaal wel dingen op zolder liggen waar we een ander blij mee kunnen maken en die wij zelf heel goed kunnen missen. De bekende Engelse staatsman Oliver Cromwell (1599-1658) geeft ons stof tot nadenken. Het verhaal gaat dat toen hij eens de kathedraal van Exeter bezocht, hij twaalf massief zilveren beelden van de apostelen zag staan. De beelden glansden in hun zilveren schoonheid en waren een lust voor het oog. “Och heden,” zei Cromwell toen hij er langs liep, “wat doen deze heren hier?”

“Wat die hier doen?” antwoordde de bisschop, “Maar mijnheer Cromwell, dat zijn de twaalf apostelen.”

“Heel goed,” zei Cromwell, “smelt ze direct om en stuur ze daarna rond zodat ze wat goed in onze wereld kunnen doen in plaats van hier rond te hangen.”

Daarom raad Ik jullie aan om goud van Mij te kopen. Goud dat in het vuur zuiver is gemaakt. Dan zullen jullie rijk zijn. En koop van Mij witte kleren om aan te trekken. Dan zullen jullie niet meer naakt zijn. En koop van Mij oogzalf om op jullie ogen te doen. Dan zullen jullie weer kunnen zien.
Openbaring 3:18

Dat is grappig
De vijfjarige Johnny vertelde vader dat hij graag een broertje wilde en bood aan alles te doen om te helpen. Zijn vader antwoordde: “Wat een goed idee, Johnny. Luister, als je twee maanden lang elke dag bidt voor een broertje, garandeer ik je dat God je er een zal geven!”

“Echt waar, vader?” zei Johnny met grote ogen.

“Zeer zeker,” sprak vader goedmoedig. “God beantwoordt heel graag de gebeden van kinderen.”

Johnny ging gretig in op de uitdaging van zijn vader en ging die avond vroeg naar zijn slaapkamer om te bidden voor een broertje.

En zo bad hij een maand lang elke avond, maar toen hij zijn vrienden vertelde wat hij deed, zeiden ze dat het onzin was om voor een broertje te bidden. Dat zou toch nooit komen. Dat was een tegenvaller en Johnny besloot daarom maar om op te houden met bidden. Dat hielp toch niet.

Een maand later moest Johnny’s moeder opeens naar het ziekenhuis. Toen ze thuiskwam, riepen zijn ouders hem naar de slaapkamer. Niets vermoedend liep hij de kamer binnen en zag daar, naast zijn moeder in bed, een klein bundeltje liggen. Zijn vader trok de deken weg en daar lag niet één broertje, maar wel twee! Zijn moeder had een tweeling gekregen!

Johnny’s vader keek hem aan en zei: “En Johnny, ben je nu niet blij dat je gebeden hebt? Ik zei je toch dat God de gebeden van kinderen graag beantwoordt?”

Johnny aarzelde even en zei toen: “Ja vader, maar bent u niet blij dat ik al na een maand opgehouden ben met bidden?”

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier