Wie is de volgende?

Door Old Humphrey (1787 – 1854)

 Hier komt die vrolijke oude man met zijn groenten weer aangereden. Zijn paard en wagen ratelen door de straat en hij brengt ons groenten en fruit. Hij is meestal gekleed in een oude grijze jas met een blauw schort en hij heeft zijn groentekar altijd volgeladen met het beste dat het seizoen te bieden heeft. Hij brengt goed geprijsde aardappelen, selderij, peterselie en tomaten. Voorop in zijn kar liggen grote bossen rapen en er hangen sappige wortelen over de rand.

Hij is een gezellige kletsmajoor die elke klant wel iets levendigs te zeggen heeft, en zijn paard weet bijna net zo goed als zijn meester waar het moet stoppen en wanneer het verder moet gaan. Met de seizoenen verandert zijn koopwaar. In de lente voegt hij verse radijsjes en jonge kool toe aan zijn voorraad; in de zomer verkoopt hij erwtjes, bonen, sla en bloemkool; in de herfst kun je bij hem terecht voor heerlijk fruit, en in de winter brengt hij laurier, hulst en maretak met witte bessen.

Of het nu stormt en regent of sneeuwt, het maakt niet uit; hij is er altijd. Op de groenteman kun je rekenen. Op het gebruikelijke uur stoppen zijn paard en wagen bij de deuren van zijn klanten en prijst hij zijn waren aan. En iedereen kent zijn stem. Telkens, als hij een klant bedient, roept hij al met schelle stem: “Wie is de volgende?”

Nog voordat hij het geld voor zijn spullen heeft ontvangen, als hij zijn wagen bestijgt om een bos rapen van de stapel te trekken, of een kilo aardappelen in zijn weegschaal af te wegen, roept hij al: “Wie is de volgende?”

Het is een aangenaam tafereel en ik geniet er iedere keer weer van.

Maar op zekere morgen schokte zijn onschuldige uitroep mij.

Terwijl ik aan het schrijven was en ik met pen en papier voor mij zat te mijmeren over de verschillende veranderingen die het afgelopen jaar hadden plaatsgevonden, kwam hij aanrijden. Ik dacht net aan de mensen die de buurt recentelijk hadden verlaten om elders te wonen; maar ik dacht vooral aan een aantal mensen die plotseling waren weggeroepen uit deze wereld. En terwijl ik daar zo zat, klonk daar opeens die luide stem van de oude groenteman in mijn oor: “Wie is de volgende? Wie is de volgende?”

Ik keek op van mijn werk maar in plaats van de groentekar zag ik juist op dat moment een begrafenisstoet voorbij trekken met een lijkwagen. Voor de lijkwagen liepen zwijgende, in het zwart geklede mannen met lange stokken en daarachter kwamen de rouwkoetsen. Wie er naar de eeuwige wereld was geroepen kon ik natuurlijk niet zeggen; maar het was duidelijk dat er weer een ziel was weggevlogen en het tijdelijke voor het eeuwige had verruild.

Geen wonder dat de roep van de oude man me diep raakte.

“Wie is de volgende? Wie is de volgende?” riep hij, precies op het moment dat de lijkwagen voorbij kwam.

Natuurlijk dacht die oude groenteman niet aan een begrafenis. Hij dacht alleen maar aan zijn goed lopende handeltje en vroeg eenvoudigweg wie zijn volgende klant zou zijn, maar voor mij klonk het vreselijk.

Een medesterveling was gestorven en had de overtocht gemaakt naar de volgende wereld, een reis die letterlijk ieder mens maken zal. Die reis is al door ontelbare duizenden gemaakt en nog ontelbare duizenden gaan die maken

“Wie is de volgende?”

Het is een vraag die wij als mensen natuurlijk niet kunnen beantwoorden. Het zijn tenslotte niet altijd de zieke, oude mensen die opeens voor die overtocht komen te staan. Een sterk mens wordt soms onverwachts en in een oogwenk geoogst als een grassprietje door de zeis van de maaier; een klein kind, ja soms zelfs de baby aan de borst van zijn moeder, wordt zo nu en dan als een bloem door de vorst gesmoord. Het hoe en waarom is voor ons vooralsnog onverklaarbaar en we kunnen dan ook geen passend antwoord geven op de vraag wie de volgende is.

Toch zou het een passende vraag voor ons allemaal moeten zijn.

Wees eens eerlijk: is het niet raar dat we zo bezig zijn met de dingen die onzeker zijn en geen enkele eeuwige waarde vertegenwoordigen, dat we zo weinig interesse tonen in de dingen waar het echt om gaat; de dingen die echt zeker zijn?

We treffen geen voorbereidingen voor die reis die we allemaal onherroepelijk eens moeten maken. Dat is dwaasheid.

De Heilige Schrift waarschuwt ons niet voor niets als wij lezen: “Gij dwaas! Deze nacht zal uw ziel van u worden geëist.” Die woorden zouden luid in elk achteloos oor moeten klinken; want ze zijn op ons allemaal van toepassing. Als wij onze Bijbels ijveriger zouden lezen, en de vele passages die ons opdragen om ons voor te bereiden op onze overtocht beter zouden overdenken, zou de kreet van de groenteman ons niet verontrusten.

Wie de volgende is die de eeuwigheid ingaat maakt ons dan niet zoveel meer uit. Wij staan goed voorbereid voor de rivier en houden daar de hand van Jezus vast. De Bijbel vertelt ons dat er duizenden zijn die hun leven lang in slavernij zijn geweest van hun angst voor de dood; dit is een droevige toestand en volkomen onnodig. Een levend geloof in het offer van onze gezegende Verlosser biedt toch zeker uitkomst? Als God niet met ons meeloopt hebben we niets te hopen; maar als Hij onze Vriend is, hebben we niets te vrezen.

Wat een genade; in plaats van te beven bij de gedachte aan de dood, mogen we ons verheugen in de hoop die voor ons ligt en kunnen we zeggen: “Al ga ik door het dal van de schaduw des doods, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij; Uw stok en Uw staf vertroosten mij.”

O, dat wij onze Verlosser met heel ons hart en heel onze ziel mogen zoeken. Hoe kostbaar zijn Zijn beloften, want wat Hij heeft beloofd kan en zal Hij zeker uitvoeren. “Wees trouw tot de dood, en ik zal u een kroon des levens geven.”

Wie is de volgende die de eeuwigheid ingaat? Vertrouwend op het eeuwige evangelie van Jezus Christus, kunnen we ons in die overtocht verheugen en zeggen: “O dood, waar is uw angel? O graf, waar is uw overwinning?”

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier