De Droom

Met dank aan “Guidepost Magazine” en “The Guideposts Treasury of Faith”
Door Rose Lear

Vrijdagavond. Het is koud en mistig en mijn zoon Justin was nog steeds niet thuis. Justin was bijna achttien en hij was met een vriend een avondje gaan stappen. Het werd wel laat, dat wel, maar ik was niet zo bezorgd. Justin was een goeie jongen, voorzichtig en kalm en hij dronk weinig. De volgende morgen moest hij vroeg zijn bed uit voor een vakantiebaantje als schoonmaker in het zwembad dus zou hij vast wel snel komen. Maar het werd later en later.
Uiteindelijk ging ik maar naar bed. Ik verwachtte hem tenslotte elk moment thuis. Zoals ik gewoon ben knielde ik voor het slapen gaan naast mijn bed, dankte ik God voor de dag en bad ik voor mijn familie.
Voor Justin en voor Stryder, zijn twee jaar oudere broer en voor mijn oudere zus Mary Beth, die bij ons woont. Tenslotte klom ik vermoeid onder de lakens en dommelde ik in.
De volgende morgen werd ik met een schok wakker. Was Justin wel thuisgekomen? Ik had niets gehoord! Dat was toch niet normaal en een angstig gevoel begon zich van mij meester te maken. Mijn hart bonsde in mijn keel terwijl ik naar zijn kamer liep om te zien of hij gewoon in zijn bed lag. Nee…hij was er niet. Zijn kamer was akelig leeg en het bed onbeslapen. Ik rende naar de keuken waar Mary Beth net koffie aan het zetten was. “Justin is er niet,” zei ik bezorgd.
“Justin is er niet?” zei ze verrast. “Hoe kan dat nou?”
Er klonk angst door in haar stem.
Zij hield erg veel van haar neefje. “Waar zou hij uithangen?”
“Ik weet het niet,” zei ik gespannen. “Hij belt altijd op als er iets is.”
“Misschien is hij wel bij zijn vriend blijven slapen,” zei Mary Beth hoopvol.
Ik rende meteen naar de telefoon om na te gaan of dat misschien het geval was. Maar nee, daar was hij niet. Justin had zijn vriend die avond netjes thuisgebracht en was volgens de ouders van zijn vriend direct naar huis gegaan. Dat was op zijn hoogst een ritje van twintig minuten. Nu begon ik me echt zorgen te maken.
Ik belde iedereen op die ik kende. Misschien wisten zijn vrienden van het schoolvoetbalteam wel waar hij was. Het nieuwe seizoen kwam eraan en Justin had het bijna nergens anders over gehad. Terwijl ik iedereen opbelde staarde ik naar de weg buiten, tegen beter weten in hopende dat zijn auto opeens de hoek om zou komen. Hunter, zijn Golden Retriever, zou dan blij tegen hem opspringen en Justin zou natuurlijk zeggen: “Hoi Mam. Sorry hoor. Gewoon vergeten te bellen.”

Toen ik ook zijn laatste kennis had gebeld en ook die van niets wist zakte ik moedeloos in mijn stoel. Niemand wist waar hij uithing. Ik was die ellendige gedachten lang de baas gebleven, maar nu kon ik ze niet meer tegenhouden… “Hij is dood…ligt natuurlijk langs de weg…een ongeluk…iemand heeft hem overvallen…
Ik belde onze dominee. Hij zou meteen iedereen bellen om voor hem te bidden. Toen belde ik uiteindelijk de politie en al snel stonden twee inspecteurs bij ons op de stoep.
Ze vroegen mij hoe hij er uit zag. “Bruine ogen, bruin haar, ongeveer 1 meter 80 lang en meer dan 100 kilo zwaar. Het is een reus. Speelt voetbal en…” Hoe kon ik ze vertellen dat zijn glimlach altijd de hele kamer deed oplichten? Hoe kon ik hen duidelijk maken dat hij zo’n goed gevoel voor humor had?
Auto?
Blauw. Open dak.
Terwijl de oudste van de twee alles opschreef, sprak hij over de zware mist die er die vrijdagavond had gehangen. Toen zij zich omdraaiden om weer weg te gaan klopte hij even op mijn schouder en zei: “Wij doen onze uiterste best mevrouw. Maakt U zich maar geen zorgen.”
Onmogelijk. Ik stond op het punt om onder de zorgen te bezwijken. Mary Beth bracht mij een kop koffie. “Niet opgeven, hoor Rose,” zei ze beslist. “We vinden hem wel.”
“Jaja,” dacht ik met een glimlach. Typisch Mary Beth. Altijd positief. Maar Stryder was er niet zo gerust op. Hij was buiten zichzelf toen hij hoorde dat zijn broer weg was. “Ik kan hier niet zomaar zitten en niets doen Mam,” zei hij bedrukt. En in plaats van naar zijn werk te gaan stapte hij in zijn auto om rond te rijden op zoek naar Justin. Mary Beth ging met hem mee.
Daar zat ik dan. Verslagen achter mijn bureau. Toen ging de telefoon. Ik greep de hoorn en hoopte dat er goed nieuws zou zijn. Nee…het was alleen de dominee maar die zei dat iedereen was gebeld en dat er voor Justin gebeden werd. Ook een paar vrienden belden op om hun hulp aan te bieden. Wat konden ze doen?
Ikzelf was gescheiden en mijn twee jongens betekenden alles voor me. “O lieve God,” bad ik, “Als U iemand moet nemen, neem mij dan. Laat U Justin alstublieft leven. Toen kwamen Stryder en Mary Beth weer thuis.

En…? Ik zocht in haar ogen naar een sprankje hoop, maar ze schudde bedrukt haar hoofd. Niets. “Maar,” zei ze meteen, “Het komt echt wel goed. Ik weet zeker dat alles goed is.” Onze kat Arnie liep al geruime tijd kopjes gevend om mijn stoel heen en Mary Beth pakte haar op en plaatste hem voorzichtig in mijn schoot. “God weet waar Justin is. Maak je maar geen zorgen.” Ik kneep dankbaar in haar hand. Maar toch…

De telefoon bleef die dag maar gaan. De politie belde om te zeggen dat er hulp uit een ander district was gekomen en alle mogelijke wegen die Justin genomen zou kunnen hebben werden uiterst nauwkeurig uitgekamd. Maar voorlopig was er van hem geen spoor. Het leek wel alsof hij van de aardbodem was verdwenen.

Die avond zaten Mary Beth en ik samen tot diep in de nacht in de huiskamer en baden we voor Justin terwijl we zo af en toe in slaap sukkelden. Tegen de morgen rond half zes werd ik opeens wakker en zag Mary Beth recht overeind in haar stoel. “Rose,” sprak ze opgewonden… “Ik heb in gebed een bijbelvers ontvangen. MattheĆ¼s 7:7: ‘Vraag en het zal U gegeven worden, zoek en U zult vinden’! Dat wil zeggen dat wij door moeten gaan. Wij moeten blijven bidden.”

Het begon al licht te worden maar wij kropen toch nog even uitgeput onder de wol om een beetje slaap te krijgen en ik viel vrijwel meteen in een onrustige slaap. Toen ik weer wakker werd stond de zon al hoog aan de hemel. Ik ging meteen naar beneden om weer in gebed te vechten voor Justin. Mijn oog viel op het fotoalbum van ons gezin en toen ik er in bladerde en de foto’s van Justin zag sprongen de tranen me in de ogen. Justin als kleuter met een voetbal. Daarnaast een foto van Justin in de eerste klas terwijl hij mijn haar streelde. Dat was die dag dat hij had gezegd dat niemand zo’n lieve mamma had als hij.
Ik hoorde iemand de trap afkomen. Het was Mary Beth. Ze had een vreemde, opgewonden uitdrukking op haar gezicht. “Rose…je zult wel denken dat ik gek ben…maar ik denk dat ik weet waar Justin is,” sprak ze heel beslist. Ik staarde haar ongelovig aan. Wat bedoelde ze?
Ze keek me aan en zei: “Ik had een droom. Justin kwam naar me toe. Ik hoorde hem roepen. Het was heel duidelijk. Hij vertelde me waar hij was en zei dat hij zich niet kon bewegen en hulp nodig had. Ik lig tussen snelweg 100 en de spoorweg. Maar kom snel want ik ben gewond.” Haar stem trilde toen ze het zei. “In mijn droom zei ik dat we eraan kwamen…”
Stryder had meegeluisterd en sprong ongeduldig op. “Vooruit…Ik weet waar dat is. Dat is bij de Hardy Road.”
Ik keek hen leeg aan. Het was duidelijk dat Mary Beth en Stryder allebei uitgeput waren en zich aan elke strohalm van hoop probeerden vast te houden.
“Als je dat wilt moet je gaan,” zei ik ongelovig. “Gaan jullie maar samen. Ik blijf hier bij de telefoon.”
Ze schoten hun jassen aan en waren direct verdwenen. Ik was zelf toch te moe om zo’n droom te volgen. Nee, ik kon alleen nog maar naar het portret van mijn zoon kijken. Zou ik hem ooit nog zien?
De telefoon rinkelde. Zou ik aannemen? Ik was er bijna te moe voor…
“Rose…” Het was Mary Beth. Ze schreeuwde bijna van vreugde.
“Rose…we hebben hem.”
Ik kon mijn oren niet geloven, terwijl Mary Beth haar verhaal deed. “Justin lag inderdaad precies op de plaats in mijn droom, tussen de snelweg en het spoor. Door de dichte mist had hij een bocht in de weg niet op tijd gezien en was hij in het ravijn beland. Daarom kon niemand hem vanaf de snelweg zien. Hij is buiten bewustzijn en hij is direct naar het ziekenhuis vervoerd.”
Ik ging natuurlijk meteen naar hem toe. Ofschoon Justin zijn gordel had gedragen was hij door de klap toch de auto uit geslingerd. Hij lag in coma en was zwaar verbrand omdat hij de hele dag buiten westen in de brandende zon had gelegen. De dokters waren er van overtuigd dat hij het niet overleefd zou hebben als hij nog een paar uur zo gelegen had. Ze waren echter niet erg optimistisch over zijn kansen op volledig herstel.

Vijf lange dagen zat ik aan zijn bed terwijl hij in coma lag. Iedereen die hem kende kwam langs om voor hem te bidden of iets te doen om zijn aandacht te krijgen. En toen, na zes dagen, opende hij zijn ogen. Ik schoof dicht naar hem toe om te horen wat hij probeerde te zeggen. Ik moest glimlachen toen ik het hoorde: “Mam…ik heb zo’n honger.”
“Wat wil je hebben?”
“Twee kroketten met mosterd.” Ik moest hardop lachen. Justin zou weer helemaal de oude worden.

Nadat hij in het ziekenhuis had gelegen moest hij nog een paar maanden in therapie maar in januari kon hij weer naar school. Hij kan zich niets meer herinneren van die vreselijke avond behalve dan die zware, dichte mist. Maar wij geloven allemaal dat God hem er doorheen heeft gesleept en onze gebeden grandioos heeft beantwoord. “Vraag en het zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden…

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier