Moeilijke woorden

Door Koos Stenger

Een fictief, humoristisch relaas over de zin en onzin van Google

“Die weerspannige, recalcitrante houding van jou, zoon, valt met geen pen te beschrijven.” Moeder schreeuwde het uit. “Balorig ben je en rigide en dat is echt uitermate revoltant. Maar nu zit je toch echt in een netelig parket.”
De ogen van mijn moeder stonden op onweer en terwijl de stortvloed van moeilijke woorden over me werd uitgestort begreep dat ik vermoedelijk zonder eten naar bed zou worden gestuurd, maar wat ze nu precies bedoelde begreep ik niet. Haar woorden waren te hoog gegrepen voor mijn zevenjarige brein.

Ik wist wel dat ik gelogen had, maar wat was balorig? Het klonk als een soort ziekte. Had ik die misschien bij het knikkeren opgelopen? En wat was dat netelige parket waar ik opeens in beland was? Ik was laatst nog wel in de brandnetels terecht gekomen toen mijn broer Joris me van mijn fietsje had geduwd, maar die uitslag was inmiddels allang verdwenen.

Maar dat was typisch mamma. Mamma was schooljuffrouw. Ze gaf, ja je raadt het al, Nederlandse les en het was haar missie om me vol te stoppen met het beste dat de Nederlandse taal ons te bieden had.

“Het spijt me, mamma,” zei ik terwijl de tranen me over mijn wangen biggelden. “Maar ik weet niet zo goed wat u bedoelt.”
“Dan ga je maar naar de bibliotheek en zoek je het op in een woordenboek.” Mamma was echt erg boos en had geen zin om haar zoon te domesticeren.
“Zonder eten naar bed,” zei ze met hoge stem. “En morgen naar de bibliotheek.”

De eerlijkheid gebiedt me te vermelden dat mamma doorgaans een lieve, zachtmoedige vrouw was en ik die avond gewoon mocht aanschuiven, maar het was waar dat ik soms het bloed onder haar nagels vandaan haalde. En dus zat ik de volgende middag in de bibliotheek, en dat werd een gewoonte, door mamma ingesteld. Elke woensdagmiddag moest ik naar de bieb om mijn woordenkennis te vergroten.

Dat waren nog eens tijden, want ik kon als zevenjarig jochie gewoon over straat, zonder gevaar omver te worden gereden door de een of andere wildebras of te worden opgepikt door een duister figuur die uit de spelonken van de onderwereld naar boven was gekropen en kinderen beschouwde als gemeengoed.

In die tijd moest je brieven nog posten en duurde het een maand voor je antwoord kreeg. De verkiezingen in Oezbekistan waren nog onbekend en er was één keer in de maand, op woensdagavond, een voetbalwedstrijd op de televisie.

Maar die dagen liggen nu in een grijs verleden, want wij leven nu in het nieuwe tijdperk, een tijd van snelheid, kennis en terabytes, en dat is, vooral voor mamma niet altijd even makkelijk. Ze is inmiddels de 90 gepasseerd en het gaat haar nu allemaal wat te snel.

Ze vindt nog steeds dat ik soms wat balorig ben, of recalcitrant… maar nu haal ik mijn schouders maar op en ik weet inmiddels ook wat het betekent.

Maar, en daar gaat het om in mijn relaas, dat komt niet door de bibliotheek. Daar heb ik die uitleg voor moeilijke woorden nooit gevonden, want ofschoon ik op die middagen dat ik er zat, de woordenboeken altijd netjes in de aanslag hield (Je kon tenslotte nooit weten of mamma misschien onverwacht zou binnenkomen) waren Kuifje en Suske en Wiske daar een veel te grote verleiding.

Nee, die moeilijke woorden zijn dankzij de technologische revolutie geen enkel probleem meer, want ik heb nu een computer, een smartphone en een tablet.

En al die apparatuur wordt beheerd door mijn grote, nieuwe vriend Google. Google weet alles. Google is vet cool en Google laat me nooit vallen. Wat wil je nog meer als je Google als vriend hebt, want met Google ligt de wereld aan je voeten.

 

Gisteren zocht ik mamma op in haar verzorgingshuis, “De lentevogel.” Daar zit ze nu vijf jaar.
“Hoi, mam,” zei ik.
“Goedendag, zoon,” antwoordde ze.

Ze zag er wat bedroefd uit. “Alles goed, mamma?”
Ze snoot haar neus. “Ik ben bang om te peigeren, zoon.”
“Peigeren? Juist… eh, ja… ik ook,” zei ik in een poging om behulpzaam te zijn.” Ik voelde me weer als het kleine jochie van zeven dat niet goed wist wat moeder bedoelde.
“Ja, maar wat doen we er aan” vulde mamma aan, “Ik wil natuurlijk geen bisbilles met je, maar kun je me helpen?”
“Geen probleem mamma.” Ik had de oplossing bij de hand. Ik greep mijn smartphone en typte in ‘peigeren’.
Daar kwam het. “Peigeren is een ander woord voor doodgaan. Creperen, sterven.”

Alsjeblieft… mamma was bang voor de dood.

“Ik begrijp je heel goed, mamma,” zei ik weer diep geraakt.
Ze keek me aan met haar lieve, blauwe ogen en zei toen: “Denk je echt dat er een hemel is, zoon. Soms weet ik het niet meer. Misschien is het allemaal maar apocrief.”

Ik wist wel wat ik moest doen.
Google weet alles en Google was binnen handbereik.
Dus typte ik in: “Wat gebeurt er na de dood?”

Tevreden dat ik mamma zo goed van dienst kon zijn keek ik naar mijn scherm. Binnen twee seconden kwam het antwoord van Google. 3.480.000.000 sites wisten me alles te vertellen over het leven na de dood.

Ik krabde op mijn voorhoofd. Dat was toch wat veel van het goede. Misschien moest ik aan Google vragen hoe de angst voor de dood te overwinnen. Ik typte mijn verzoek en keek gefascineerd naar mijn scherm.

20.600.000 resultaten in 0,57 seconden. Dat was natuurlijk al een grote stap voorwaarts, maar toch… Daar had ik niks aan. Ik gooide mijn smartphone gedesillusioneerd op tafel.
Wat kon ik mamma echt vertellen?
En terwijl ik daar zo zat kwam er een lied in me op.

Hoe lieflijk op de bergen zijn de voeten van hem,
die brengt goed nieuws,
die heil en vrede proclameert
en die ons zegt:

Mijn God heerst, mijn God heerst,
mijn God heerst.

Waar kwam dat opeens vandaan?
Niet van mijn vriend Google, dat was duidelijk. Dit kwam ergens anders vandaan, van heel ver, rechtstreeks vanuit de hemel en het borrelde op uit mijn hart.

“Mamma,” zei ik, “Wij moeten samen bidden. Deze wereld is veel te gecompliceerd. Alles wat we nodig hebben is een eenvoudig, oprecht geloof in onze lieve God.”
Er kwam een grote, warme glimlach op haar gezicht.

“O ja, Leopold, laten we bidden met piëteit. Laat ons boven de bassesse van deze wereld uitstijgen en de convocatie van de Heer aannemen.” Ik hoefde die woorden niet op te zoeken in Google, ook al kende ik ze niet. Ik wist wat ze betekenden door de glans in haar ogen.

Drie dagen later overleed mamma. Ze ging heen met een grote glimlach op haar gezicht. “Leopold,” zei ze nog terwijl ze in mijn hand kneep, “ik ga naar mijn hemelse, lumineuze domicilie. Ik wacht daar op je.”

Ik gebruik Google nog steeds van tijd tot tijd, maar mijn beste vriend is Google al lang niet meer. Ik geloof in andere waarden en die affectatie met Google is in wezen niets dan een allotria.

Weet je niet wat die woorden betekenen? Google ze maar even, dan weet het zo.

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier