Lawine

Door Toko Mastsuoko

Ruwe stormen mogen woeden
Alles om mij heen zij nacht,
Maar God, mijn God zal mij behoeden,
Want God houdt voor mij de wacht

Moet ik lang Zijn hulp verbeiden,
Zijn liefde blijft mij leiden
Door een nacht, hoe zwart, hoe dicht
Voert Hij mij in het eeuwig licht

Ahasverus v/d Berg 1733-1807

De laatste 15 jaar heb ik bergtochten georganiseerd voor snowboarders en ski enthousiasten in de ruige Hakkoda bergen in het noordoosten van Japan. Het is heel dankbaar werk, maar het is ook een serieuze verantwoordelijkheid. Avontuurlijke toeristen leggen hun levens in mijn handen en vertrouwener op dat ik hen veilig door de bergen zal leiden.

Ik ben tijdens de lange tocht naar de top altijd aan het bidden; ik vraag God om wijsheid en geestelijke leiding, en vooral ook bescherming van iedere persoon in de groep waar ik die dag mee optrek. En zo was het ook op een dag in februari toen ik door zeven Australische skiërs werd ingehuurd als privé-gids. Het weer was onbestendig en er was voor later storm verwacht. Ik wilde die ochtend dus graag snel beginnen, zodat we op tijd en veilig terug zouden zijn.

Normaal gesproken heb ik de keuze tussen acht bergen, maar vanwege de naderende storm was er maar een berg dicht genoeg in de buurt om naar toe te lopen en vanaf te skiën voordat het skigebied voor die dag gesloten zou worden. We vertrokken dus snel en waren dan ook de eersten die boven bij het kabelbaanstation dichtbij de top aankwamen. Juist voordat we naar een hoger punt begonnen te klimmen, hield een andere gids me staande; hij waarschuwde me dat het erg hard waaide op de top. Omdat ik wel het een en ander gewend was zei ik tegen hem dat het wel los zou lopen.

Met de wind in de rug kostte het ons niet veel tijd om aan de top te komen en konden we aan de afdaling beginnen.

Zoals gewoonlijk belde ik eerst nog even naar ons pension met mijn mobieltje en vertelde ik de mensen daar waar en wanneer zij ons moesten ophalen met de bus. Op het moment dat ik mijn telefoontje weer in mijn zak stopte stak de storm opeens venijnig zijn kop op met enorm zware windstoten. We zagen niets meer door de sneeuw. Ik wist in wat voor gevaar we terecht konden komen, en ik zei tegen mijn groep dat de weg door het open dal nu te gevaarlijk voor ons was. We moesten teruggaan naar een richel die ik kende, waar de sneeuw voortdurend door de wind werd weggeblazen. Daar konden we veilig naar beneden gaan.

We keerden om, en begonnen de afdaling terwijl we tegen de striemende wind en de sneeuw opboksten. Voetje voor voetje schuifelden we langs de richel. We konden nog geen hand voor ogen zien. Telkens weer telde ik de zeven mensen in mijn groep om er zeker van te zijn dat iedereen er nog was. Ik bad wanhopig dat ieder persoon de man voor zich kon zien, dat ze al mijn instructies konden horen, en dat zij mijn waarschuwing om niet via het dal te gaan serieus zouden nemen. Ik bad God ook om genade en voor een veilige afdaling. Ik weet zeker dat het die gebeden waren waardoor de sneeuw boven ons niet afbrak, want dat zou een lawine kunnen veroorzaken.

Tergend langzaam maakten we vooruitgang. Op een bepaald moment hield ik stil om onze positie te controleren via GPS en ik besefte dat een tocht die normaal vijf minuten duurde ons nu al een half uur had gekost. Halverwege de berg zag ik in de verte nog een groep; ik realiseerde me direct dat er iets niet in orde was. “Hebben jullie hulp nodig?” riep ik in het Japans.

Er kwam antwoord, nauwelijks hoorbaar boven de huilende wind: “Help ons alsjeblieft!” Het ging ons door merg en been. Ze waren in een lawine terecht gekomen. God had ons tot dusver geholpen om veilig naar beneden te komen, maar ik begreep nu dat Hij nog iets anders voor ons in petto had. De zeven skiërs die ik rondleidde waren ervaren leden van een skipatrouille en hadden allemaal spullen bij zich voor het geval ze in een lawine terecht zouden komen. Wij snelden ons naar de andere groep, haalden onze schoppen tevoorschijn en begonnen de half begraven mensen uit te graven.

Nadat ik een inschatting had gemaakt van de situatie deed ik een noodoproep op mijn radio, zond ik een boodschap naar de politie en gaf ik onze positie door. Ik vertelde over de toestand van de Japanse skiërs die door de lawine overrompeld waren.

Het zag er niet goed uit. Er waren twee doden, zes mensen waren te ernstig gewond om vervoerd te worden en een werd er vermist. Wij verdeelden onze groep in tweeën en hielden een nauwgezette speurtocht naar de vermiste persoon.

Het was een groot wonder; niet alleen vonden we hem, begraven onder de sneeuw, maar zelfs na een uur onder de sneeuw te hebben gelegen, was hij nog in leven. Zijn helm had kennelijk wat lucht rond zijn hoofd vastgehouden en de kou had zijn stofwisseling vertraagd, zodat hij niet zoveel zuurstof nodig had gehad.

Terwijl de storm om ons heen raasde verleenden we eerste hulp en mond-op-mondbeademing. We bouwden schuilplaatsen rondom de slachtoffers tegen de sneeuw en de wind om te voorkomen dat ze dood zouden vriezen. Nadat ik mijn noodoproep had uitgezonden duurde het nog drie uur voordat de politie en een reddingseenheid van het leger ons bereikte. Toen ze er eindelijk aan kwamen hielpen we hen om de gewonden op te hijsen in sneeuwboten die de politie voor deze noodsituatie had meegebracht. Dwars door de storm werden ze naar ambulances aan de voet van de berg gebracht, temidden van de opgewonden reporters. Na zeven uur op de berg stapten we in de bus die ons naar het pension zou brengen. Er brak direct een mediagekte uit die twee volle dagen duurde met interviews voor de krant en TV. Het punt dat steeds weer opnieuw naar voren kwam was dat elke andere groep die ik geleid zou hebben volslagen hulpeloos zou zijn geweest in deze situatie. De meeste mensen hebben ook geen lawinespullen bij zich en hebben nauwelijks ervaring met reddingswerk. Alleen God kon het zo hebben uitgekiend dat een groep ervaren skiërs samenkwam op precies die dag, op die berg, zodat een andere groep lawineslachtoffers geholpen kon worden. Enkel een wonder van God kon bewerkstelligen dat we de vermiste persoon nog vonden terwijl we niets konden zien en dat die nog in leven was, nadat hij zo lang in de sneeuw begraven had gelegen. Een van de commentatoren drukte het als volgt uit: “De hand van God was aan het werk.

Daar sluit ik me graag bij aan.

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier