Het babygrafje

Naar een artikel van Joseph Parker

Laat de kleine kinderen tot Mij komen en verhinder hen niet, want voor zulke mensen is het Koninkrijk Gods.
-Lukas 18:16

Ik bevind me in een duizelingwekkende draaikolk van tragedie. Het leven wordt overschaduwd door zware, duistere wolken en ik sta weer voor het grafje van dat lieve, kleine kindje. Er staat daar een grijze oude kerk, en er kabbelt een beekje.

Het grafje ligt aan de zonnige zuidkant op een groen heuveltje, dicht bij een doornboom met uitwaaierende takken. Daar rep ik mij telkens weer naar toe, en als ik het zachte gras streel heb ik het gevoel dat ik toch wat liefde overbreng aan het slapende wezentje daar beneden. Probeer me er niet van af te brengen; laat mijn verlangende hart haar gang gaan in een zoet delirium van liefde. Baby was nog maar twee jaar toen hij, als een dauwdruppeltje, opsteeg naar de warme zon. Mijn hart bleef echter achter als verdorde grond waaruit de storm een enorme boom had weggerukt.

We spreken graag over de invloed van grote denkers, sprekers, en schrijvers op ons leven; maar denk eens aan de macht die zo’n klein kindje over je heeft? O kind van mijn hart, geen dichter is ooit zo poëtisch geweest, geen soldaat heeft ooit zo’n overwinning gehad, geen weldoener is ooit zo weldoend geweest als jouw tere, onbewuste wezentje. Ik voel op dit moment weer je zachte kus op mijn uitgedroogde lippen.Wat zou ik er niet voor geven om die dromerige oogjes van je nog eenmaal te zien. Maar het mag niet zo zijn.

Toch is God liefde.

Geen duistere twijfel, geen wankelend argument, geen subtiele drogreden roept zoveel vragen op als de dood van een kind, vooral als je maar een kindje had.

 

Het maakt dat ik naar hem uitroep in pijn. Baby! Baby! Ik zou weer opnieuw kunnen beginnen zonder zelfs maar een brood te bezitten of zonder een vriend, als ik jou maar had; zo’n begin, ondanks alle ellende die het met zich mee zou brengen, zou me welkom zijn. Het verbaast me niets dat het gras dat over het kleine grafje groeit zo groen is en zacht. Dat de zomervogels hun tederste noten laten klinken terwijl ze op de takken van die oude doornboom zitten.

Mijn God! Lieve Vader in de blauwe hemel, is de dood van je kindje niet het zwaarste kruis dat een mens te dragen kan krijgen. Hoe zwak zijn wij in het aangezicht van deze pijn die ons kan verpletteren? Toch is dat groene grafje, nog geen meter lang, een grootgrondbezit in mijn ogen. Het maakt me een rijk en welvarend mens. Ik kan daar bidden. Daar ontmoet ik de kinderengeltjes; daar zie ik alle moeders wier geesten al boven in de hemel zijn; en daar in mijn hart aanschouw ik won- derlijke en geweldige dingen in vreemde en onuitsprekelijke bewoordingen.

Baby, zelf kom ik weldra ook. Heel spoedig! Ken je me wel? Zie je me wel? Kijk je uit va nuit zonnige hoogten naar dit koude land van pijn? O baby, lief klein kindje, omwille van jou zal ik proberen een beter mens te zijn; ik zal liefde geven aan andere kleine baby’s en hen over jou vertellen. Ik zal hen soms met jouw speelgoed laten spelen; maar baby, o baby, mijn oude hart huilt en breekt.

Slechts een grafje, van geen meter lang, ’t Is waar de dood mijn kindje heeft gehaald. Hoeveel tranen heb ik hier geweend, Alleen God kent de prijs die ik heb betaald.

’t Was maar een korte tijd dat baby leven mocht, Een korte, tedere kus die hij ons bracht.

Toch is mijn leven rijker door de liefde van mijn kind, Want het paradijs is nader dan ik dacht.

Laten we God prijzen voor de korte tijd dat wij dit kind te leen hadden.

Download PDF

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier