De ooggetuige

Door Curtis Peter van Gorder
Het paasverhaal zoals Malchus, de dienstknecht van de hogepriester, er over verteld zou kunnen hebben

Het begon allemaal met een bevel van Kajafas, de hogepriester; de marionet van de Romeinen, de man die ik diende. “Malchus, doe dit! Malchus, ga daarheen!” En ik moest natuurlijk doen wat me werd opgedragen. Ik was eigenlijk de marionet van een marionet voor wie ik het vuile werk moest opknappen. En het bevel dat ik toen kreeg was het smerigste werkje dat me ooit was opgedragen.

Er was mij opgedragen de instructies van de hogepriester door te geven aan de kapitein van de tempelwacht, met hem en zijn mannen mee te gaan om Jezus op te pakken en Hem naar de rechtszaal te brengen. We hadden dit soort dingen wel vaker gedaan als we de een of andere louche onderwijzer arresteerden, maar deze keer verzette iets in mijn binnenste zich tegen mijn orders.

Een aantal maanden daarvoor had ik Jezus horen spreken en ik zeg je, dat geen ander mens ooit zo sprak als Hij! “Heb je vijanden lief. Doe goede dingen voor hen die jou haten.” Zo’n boodschap hoor je niet alle dagen! Bij andere mensen is het meestal: “Oog om oog, tand om tand.” De Zeloten willen hun land terug. Religieuze fanatiekelingen willen hun religie terug. Onbetrouwbare handelaren die zelf bedrogen zijn willen hun geld terug. Het schijnt dat iedereen wraak wil nemen. Maar Jezus was anders.

Kajafas wilde Jezus middenin de nacht laten arresteren omdat hij bang was dat er rellen zouden uitbreken als de gewone mensen het konden zien. Jezus had tenslotte heel veel wonderen verricht en de meeste mensen hielden van Hem. Het was zelfs zo, dat de menigte Hem had uitgeroepen tot koning toen Hij een paar dagen eerder Zijn intocht maakte in de stad.

Het ging erom dat we Jezus in de tuin waar Hij altijd ging bidden zouden verrassen, en dat we Hem zouden arresteren voordat Hij kon ontkomen. Maar toen we er bijna waren leek het wel alsof Hij wist dat we er aankwamen. Hij wachtte ons gewoon op. Een van zijn vrienden, een zekere Judas Iscariot, was betaald om hem te verraden en dat deed hij die avond dan ook. Het was erg donker dus konden we niet goed zien wie Jezus was, maar die Judas wees Jezus aan tussen een groep van zo’n tiental mannen. Dat deed hij met een kus. Wat een manier om zijn Meester te verraden. Ze hadden de 30 zilverlingen die de hogepriesters Judas uit de schatkist betaalden wel kunnen uitsparen, want nog voordat we iets hadden gezegd of gedaan vroeg Jezus ons: “Wie zoeken jullie?”

“Jezus van Nazareth,” antwoordde ik.

“Dat ben Ik,” zei Jezus. Zijn aanwezigheid was zo overweldigend dat wij soldaten gewoon op de grond vielen. We konden er niets aan doen. De kracht verdween gewoon uit onze benen.

“Wie zoeken jullie?” vroeg Jezus wederom.

“Jezus van Nazareth,” herhaalde ik, terwijl ik moeizaam en hevig geschokt weer overeind kwam.

“Ik heb jullie al gezegd dat Ik het ben die jullie zoeken, dus laat de anderen gaan,” zei Hij, terwijl Hij naar Zijn discipelen wees.

Maar een van zijn volgelingen, een man met de naam Petrus, stond op voor zijn Meester. Hij trok een zwaard en haalde ermee uit. Ik dook weg en dacht dat hij me gemist had, maar toen voelde ik een scherpe pijnscheut en er spoot bloed uit de zijkant van mijn hoofd. Mijn oor was eraf! Ik viel op mijn knieën en greep naar de wond en probeerde tevergeefs het vloeien te stoppen. Mijn kleren werden één grote bloedvlek en ik werd duizelig en voelde mijn krachten wegvloeien. Ik begon mijn bewustzijn te verliezen.

En toen gebeurde het.

Plotseling stroomde er een schitterend licht over me heen. Iemand zei mijn naam en ik keek op in het gezicht van Jezus, die Zich over me heen boog en mijn wond met Zijn hand bedekte. Ik voelde een warm getintel en voelde mijn kracht terugkomen. De pijn hield op en het bloeden stopte. En die ogen waarmee Jezus naar me keek… O, wat was dat bijzonder. Zijn ogen waren vol liefde. Hij zei geen woord, maar ik wist op dat moment dat Hij mijn vriend was, niet mijn vijand. Ik wist ook dat alles met mij in orde zou komen. Maar wat er met Jezus ging gebeuren, dat wist ik niet. En het erge was dat ik een rol had gespeeld in Zijn arrestatie. Nu had ik er spijt van.

“Doe dat zwaard weg,” zei Jezus, terwijl Hij zich tot Petrus wendde. “Want mensen die geweld gebruiken, zullen door geweld sterven.”

Ik geloof dat een paar van mijn makkers net zo verbaasd waren als ik. Stel je voor, wij kwamen iemand arresteren maar hij had nog steeds genoeg liefde om Zijn vijanden te genezen. Ik begon me af te vragen of deze man misschien toch niet de Zoon van God was, zoals Hij zei. Een paar anderen dachten er waarschijnlijk net zo over als ik, maar daar behoorde de kapitein van de tempelwacht helaas niet toe. Dat was zo’n rauwe bonk die nooit durfde te twijfelen aan zijn orders. Hij rukte Jezus ruw overeind en een ogenblik later waren al die vrienden van Jezus vertrokken en werd Jezus afgevoerd.

Ik ging niet mee. Dat kon ik niet meer; niet na alles wat er gebeurd was.

Ik bleef alleen in de tuin achter en dacht na over het wonder dat zojuist had plaatsgevonden. Mijn oor was volkomen genezen, maar mijn met bloed doordrenkte gewaad en mijn huid waren het bewijs dat er iets verbazingwekkends was gebeurd. Hoe hadden de anderen dit wonder zo snel van de tafel kunnen vegen? Hoe konden ze zo verhard zijn?

Toen ik thuiskwam waste ik het opgedroogde bloed van mijn gezicht en armen en verkleedde me. Ik kon de gedachte niet van me afzetten dat ik medeplichtig was aan een verschrikkelijke misdaad. Ik rende naar het paleis van de hogepriester om te zien wat er met Jezus zou gebeuren en zag dat het er tjokvol mensen was. Het nieuws van Zijn arrestatie had zich als een lopend vuurtje verspreid.

“Waar is Hij?” vroeg ik aan een van de wachten.

“Het proces is begonnen. Kajafas is er al van overtuigd dat Jezus schuldig is aan godslastering. Hij zal heel snel uitspraak doen. Jezus heeft geen schijn van kans,” zei de wacht onbewogen.

Ik voelde steeds weer aan mijn oor. Ik had geen pijn en er was niets meer van de wond te bekennen. Ik liet mijn vingers over de plek gaan maar ik voelde niet eens een litteken. Hoe kon dat? Toen kwam de gedachte weer bij me terug, nog sterker dan eerst, dat ik schuldig was. Het was dat knagende gevoel dat ik liever probeerde te verdrukken. Ik ben verantwoordelijk voor dit alles! Eigenlijk had ik het gevoel alsof ik degene was die terecht zou moeten staan. Jezus had me tenslotte genezen. Hij had me liefde en genade getoond. Maar nu was Hij omringd door een stelletje wolven die huilden om Zijn bloed. Wat had ik in vredesnaam gedaan?

De wacht had het goed ingeschat. Kajafas en de hogepriesters hadden hun oordeel al snel geveld, maar volgens de Romeinse wet hadden ze het gezag niet om Jezus ter dood te veroordelen. Ik volgde de groep die Jezus meevoerde om terecht te staan voor Pontius Pilatus, de Romeinse stadhouder. Het verging de mensen die Jezus beschuldigden een beetje zoals het ons in de Hof was vergaan; elke keer als Jezus sprak vielen ze bijna omver. Het was voor iedereen duidelijk dat Hij geen gewone man was.

“Ik kan niets vinden wat Hij misdaan heeft,” verkondigde Pilatus na zijn ondervraging. Maar toen hij zag dat de menigte was opgestookt en eiste dat Jezus geëxecuteerd zou worden en op het punt stond een rel te beginnen vroeg hij om een bak water en waste daarin zijn handen terwijl hij zei: “Ik heb geen schuld aan het bloed van deze rechtvaardige man. Als jullie Hem willen kruisigen, dan moeten jullie daar zelf maar voor zorgen!”

Pilatus droeg Jezus over om gekruisigd te worden en toen omringde het hele Romeinse garnizoen Hem. Ze kleedden Hem in een rood gewaad en zetten een doornenkroon op Zijn hoofd. Ze spuugden op Hem en bespotten Hem. “Gegroet, Koning der Joden!” Toen trokken zij Hem zijn eigen kleren weer aan en leidden Hem weg om gekruisigd te worden.

Ik werd door de massa voortgestuwd door de nauwe straten van Jeruzalem totdat we bij de heuvel Golgotha aankwamen, net buiten de stad. Toen ik eindelijk vooraan in de menigte stond hadden de soldaten Jezus al aan een kruis genageld en hesen ze Hem overeind alsof Hij een ordinaire misdadiger was. Zijn gezicht en lichaam waren met bloed bespat, net zoals het mijne in de Hof toen mijn oor werd afgeslagen.

In gedachten ging ik een paar maanden terug in de tijd, toen ik Hem had horen zeggen tot de menigte: “Ik ben gekomen om de verloren schapen te zoeken.” Ik was ook zo’n verloren schaap. Ook al wist ik zeker dat Hij me niet zou horen boven het lawaai van de menigte die zich had vergaderd om Hem te zien sterven, riep ik naar Hem: “Ik ben verloren, Jezus. Vergeef me mijn daad!”

Maar Hij hoorde me wel… Hoe was het mogelijk? Hij keek me recht aan met dezelfde liefde in Zijn ogen die ik daar in de Hof had gezien. Toen wist ik dat ik vergeven was. Het was al een groot wonder geweest toen Hij mijn oor genas, maar het was nog een groter wonder toen Hij mijn hart genas.

Een ogenblik later kwam Kajafas aanzetten om Jezus te treiteren en over zijn overwinning te pochen. Hij was zo anders dan Jezus, zo vol met haat en kwaadaardigheid. “Als je de koning van Israël bent, zoals je beweert, kom dan van het kruis af! Dan zullen we het geloven. Je vertrouwde op God, laat Hij je dan nu verlossen!”

Toen verduisterde de lucht, de wind loeide en de donder deed de heuvel trillen terwijl Jezus riep: “Vader vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen!” Zelfs op het moment dat Hij daar hing te sterven vergaf Hij Zijn beulen.

En toen stierf Hij.

Het leek het einde, maar dat was het niet want er gebeurde een nog veel groter wonder. Zelf heb ik het niet gezien, maar drie dagen later is Hij uit de dood opgestaan en heeft zo de dood overwonnen. De dood, die grote vijand van ieder mens, is door Hem verslagen. Het graf, met die grote zware steen ervoor, was helemaal leeg en een heleboel betrouwbare mensen beweren dat ze Hem weer levend gezien hebben en zelfs met Hem gepraat hebben. Ik twijfel er niet aan. Na alles wat ik heb gezien en heb meegemaakt is het voor mij wel duidelijk: Jezus was waarlijk de Zoon van God die ons het eeuwige leven schenkt als wij in Hem willen geloven. Toen wist ik wat ik doen moest. Kajafas wilde ik niet langer meer dienen. Die zocht het zelf verder maar uit. Maar ik heb nu een nieuwe Meester en die wil ik dienen uit liefde en met grote dankbaarheid.

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier