De klok sloeg dertien

Een wonderlijk, maar waargebeurd verhaal
Hij zal zijn engelen bevelen voor u te zorgen en u te beschermen, waar u ook gaat. Zij zullen u op handen dragen en u zult niet struikelen. (Psalm 91:11-12) Het gebeurde vele jaren geleden in Engeland, in het stadje Plymouth.

Het was middernacht en de grote klok van het plaatsje begon te luiden. Een troostrijk geluid en een zekere Kapitein Jarvis, een voorname heer uit Plymouth stond er geboeid naar te luisteren. Er stond ook nog iemand anders te luisteren. Kapitein Jarvis had de man nog nooit eerder gezien, maar daar stonden ze samen in het duister van de nacht, terwijl de klok sloeg.

Toen bemerkten beide mannen iets vreemds. De klok had dertien keer geslagen, in plaats van twaalf. Ze hadden het duidelijk gehoord. Er was geen twijfel mogelijk. De mannen keken elkaar aan, haalden hun schouders op, wensten elkaar een goede nacht en gingen ieder hun kant op.

Niet lang na deze gebeurtenis werd Kapitein Jarvis eens vroeg in de ochtend wakker. Hij had het vreemde gevoel dat er iets bijzonders stond te gebeuren, maar voor zover hij wist stond er die dag niets bijzonders op zijn programma. Nadat hij zich had aangekleed bemerkte hij tot zijn verbazing echter dat zijn stalknecht voor de deur stond met zijn paard gezadeld en wel, klaar voor hem om te vertrekken.

“Wat doe je hier?” vroeg Jarvis. “Ik heb je niet nodig.”
De stalknecht legde uit: “Het is heel raar, mijnheer, maar ik had zo’n enorm sterk gevoel dat u uw paard nodig hebt.” Hij zei dat het gevoel zo sterk was geweest dat hij niet meer in bed kon blijven liggen, maar er uit moest en het paard gereed moest maken.
Dat was raar. Dat was nog nooit eerder gebeurd. Het paard stond nu klaar stond om bereden te worden en omdat hij toch niets bijzonders te doen had moest hij maar doen wat de stalknecht gezegd had.

Waar moest hij eigenlijk naar toe?
“Waarom laat je het paard je dan maar niet leiden?” Dat idee leek prima. Misschien moest hij zich maar overgeven aan de voorzienigheid, en dus gaf hij het paard het bevel om te lopen. Weldra kwamen ze bij de rivier aan, vlakbij de plek waar een veerpont naar de overkant voer om passagiers mee te nemen.

En daar, tot zijn grote verbazing, stond de voerman op dit vroege uur klaar om hem over te varen. Wat was dat allemaal? “Hoe komt het dat je hier al in alle vroegte staat te wachten, beste man?” informeerde hij.

“Ik kon het in bed niet meer uithouden, meneer, want ik had zo’n enorm sterk gevoel dat ik mijn bed uit moest, omdat ik iemand naar de overkant moest varen, ook al was het helemaal mijn dienst niet.”

Jarvis snapte er niets van, maar besloot zich mee te laten voeren en dan te kijken waar dit allemaal toe zou leiden. En zo kwam het dat ze al gauw aan de overkant waren. Wat nu gedaan?

Wederom liet hij zijn paard kiezen welke kant ze op zouden gaan en het paard liep regelrecht in de richting van een grote provincieplaats. Toen ze daar aankwamen klampte de kapitein een voorbijganger aan om te vragen of er ook iets bijzonders aan de hand was in het stadje. “Nee meneer, enkel de berechting van een man die een moord heeft gepleegd.”

Jarvis dacht dat hij dan maar eens moest gaan kijken. Hij had tenslotte niets anders te doen. Zodoende reed hij naar de plek waar de man terecht stond, steeg van zijn paard en liep het gebouw in.

Terwijl hij naar binnen liep hoorde hij de rechter tegen de gevangene zeggen: “Heb je nog iets te zeggen ter verdediging; al is het maar heel onbelangrijk?”
De gevangene zei: “Ik heb niets te zeggen, edelachtbare, behalve dat ik een onschuldig man ben. Er is maar één man op de hele wereld die mijn onschuld zou kunnen bewijzen, maar ik weet niet hoe hij heet, noch weet ik waar hij woont. Een paar weken geleden stonden we samen om middernacht in het stadje Plymouth. We hoorden allebei de grote stadsklok luiden. Het was heel bijzonder, want die klok sloeg dertien keer, in plaats van twaalf en we merkten tegen elkaar op hoe eigenaardig het was dat de klok dertien keer sloeg om middernacht.”

“Hier ben ik! Hier ben ik!” schreeuwde de kapitein van achter in de zaal. “Ik was de man die om middernacht naast de grote klok in Plymouth stond en hem dertien keer hoorde luiden in plaats van twaalf. Wat de gevangene zegt is volkomen waar. Ik herken hem. Op de nacht van de moord, op het moment dat de moord werd gepleegd, stond deze man naast mij op het plein in Plymouth, en we merkten tegen elkaar op hoe vreemd het was dat de klok dertien slagen sloeg in plaats van twaalf!”

De veroordeelde, wiens onschuld nu bewezen was door de getuigenis van de kapitein, werd direct vrij gelaten!
Denk je eens in! Er was één man op de hele wereld die de onschuld van die gevangene kon bewijzen. En de engelen maakten een stalknecht wakker, een kapitein en een voerman en gaven hen een onweerstaanbaar gevoel waar zij niets van begrepen, en het paard leidde de kapitein naar de rechtbank precies op het moment dat hij daar nodig was!

Misschien dat zulke dingen ons niet dagelijks overkomen, maar er is een God in de Hemel die voor ons zorgt en die als het werkelijk nodig is altijd ingrijpt. Psalm 91:10 leert ons dat ‘het kwaad’ ons niet zal treffen. Het kwaad is de wil van Gods vijand en alles dat niet past in het plan van God.

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier