Wie was de grootste?

“Laat dat maar eens aan mij over,” zei de bijl met overtuiging toen de Meester iemand zocht om een ijzeren stang te breken. “Dat is een kolfje naar mijn hand.” En zo sloeg de bijl zo hard als hij kon op het ijzerwerk, maar er gebeurde helemaal niets. Nog geen krasje. Het ijzer keek de bijl minachtend aan en zei met spottende stem: “Denk je nu echt dat ik daar bang voor word? Laat me niet lachen.”
De bijl kon een vloek nauwelijks onderdrukken en hakte er direct woedend weer op los. Zonder resultaat. Het ijzer gaf geen krimp en uiteindelijk moest de bijl het opgeven en stortte bot, wanhopig en uitgeput ter aarde neer.
De zaag zag het allemaal hoofdschuddend aan en zei met een verheven stem tegen de bijl dat hij dat varkentje wel even zou wassen. “Zo doe je dat,” zei hij pochend terwijl hij zijn tanden op het ijzer zette en met het werk begon. Heen en weer, heen en weer, heen en weer… het zweet gutste van zijn zilverkleurige huid… maar ook de zaag kreeg niets gedaan. Helemaal niets.
Tenslotte braken zijn tanden af en zakte ook de zaag ontmoedigd op de grond naast de bijl. “Ik kan het ook niet,” huilde hij mismoedig.
En daar was de hamer. Hij had gezien hoe het ijzer de pogingen van zijn vrienden had weerstaan en keek onzeker naar het trotse, grijnzende gelaat van de ijzeren stang.

“Vooruit hamer,” lachte het ijzer. “Of durf je niet meer?”
Dat moet je tegen een hamer niet zeggen. Het gereedschap stortte zich als een Razende Roeland op het ijzerwerk. “Ik zal je mores leren,” brulde de hamer, maar bij de eerste slag vloog zijn kop van de steel, die toen naast de zaag en de bijl in het stof belandde.
“Zie je wel,” klonk de ijskoude, stalen stem van het ijzer. “Niemand kan me aan. Ik ben de koning van de bergen.”
Toen klonk er een klein stemmetje. “Mag ik het eens proberen?”Iedereen keek om. Daar stond het vlammetje. Klein, onschuldig en zwak.
De zaag haalde zijn schouders op, de bijl grinnikte, de hamer was te ontmoedigd om iets te zeggen, terwijl de ijzeren stang het vlammetje zelfs geen blik waardig gunde.
Maar een vlam, hoe klein ook, heeft andere kwaliteiten die het gereedschap en de stalen stang nog niet kenden. In plaats van de stang met geweld te benaderen sloot hij zich om de stang heen en begon hij te branden en te branden en te branden…
En al snel begon de stang te hijgen en werd hij warmer en warmer.
Dat was een vervelend gevoel. Sterker nog, het was ellendig. “Hou op,” schreeuwde de stang, maar daar had het vlammetje geen boodschap aan en het ging onverstoorbaar verder. Uiteindelijk liep de ijzeren stang rood aan en begon hij te gloeien en hij voelde dat hij door de knieën ging. “Hou op… Hou op.”
En toen, voor de verbouwereerde ogen van het verslagen gereedschap begon het ijzer te smelten en zou zelfs het zwakste gereedschap dat machtige staal kunnen buigen en bewerken.

Wie kan de liefde weerstaan? Zelfs de hardste harten zullen uiteindelijk smelten door het vuur van de liefde. Paulus zei: “Er zijn drie dingen die altijd blijven bestaan: het geloof, de hoop en de liefde, maar de grootste van die is de liefde.”

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier