Sneeuwvlokje

Op een mooie lentedag werd er eens een heel lief klein lammetje geboren. O wat was moeder schaap trots en alle schapen feliciteerden haar met zo’n mooi, klein lammetje. De herder was ook enorm in zijn nopjes, want nieuwe, gezonde schapen betekenen meer wol en meer wol is tenslotte goed voor de zaak. Maar hoe moest het nieuwe lammetje heten?

Moeder schaap moest er lang over nadenken. Wat was nou een goede naam? Maar voor schapen is het nemen van zulke beslissingen bepaald niet gemakkelijk en hoe hard ze er ook over nadacht, ze kon maar geen besluit maken.

Maar gelukkig kon de herder dat wel en toen die tevreden naar het lammetje keek en een oud schaap bewonderend hoorde zeggen dat haar vachtje haast op sneeuw leek, besloot de herder haar “sneeuwvlokje” te noemen.

Daar was iedereen blij mee en zo werd Sneeuwvlokje de nieuwste aanwinst in de kudde van de herder. Zelf had Sneeuwvlokje er geen idee van wat haar naam betekende. Ze had tenslotte nog nooit sneeuw gezien, maar dat maakte haar niet uit, want ze sprong en danste vrolijk door de wei en dacht verder nergens aan. Toch zou ze later zelf ontdekken wat een sneeuwvlokje was… Op een vreselijke gevaarlijke dag, maar daar zijn we nog niet. Voorlopig was ze zich van geen gevaar bewust en was het leven een groot feest.

Aan één ding had ze echter een hekel en dat was aan dat voortdurende tellen van de schaapjes door de herder. Elke avond telde hij de schapen een voor een als ze door de deur de schaapskooi naar binnen gingen en in de morgen deed hij dat weer.

En dat duurde zo lang. Drie…vier…vijf… Wel tot honderd toe.

En pas als alle schaapjes geteld waren ging de herder naar een prachtige, groene weide en daar kon Sneeuwvlokje haast niet op wachten. Vooral die ouwe bejaarde schapen kwamen de schaapskooi maar niet uit. Het leek wel een eeuwigheid, maar uiteindelijk vetrokken ze dan toch.

Moeder schaap vertelde Sneeuwvlokje altijd dat ze heel dicht bij de herder moest blijven. Dan was ze veilig. Eigenlijk vond Sneeuwvlokje dat maar onzin. Ze kon zelf toch ook heel goed bepalen hoe ze een heuvel op moest klimmen? Soms ging de herder zelfs met een omweg…en alleen maar omdat dat makkelijker was voor een paar van die ouwe grootmoederschapen. Wat had je daar nou aan? Nee, Sneeuwvlokje begreep de herder soms niet zo goed.

Soms zag ze op weg naar een nieuwe grazige weide ergens achter een rotsblok een heel lekker stukje gras met sappige sprietjes. Dan keek ze even stiekem om zich heen. Als niemand iets zag stormde Sneeuwvlokje de berg af en stopte ze haar buikje snel vol met al dat lekkers. Als ze zich weer bij de kudde aansloot schudden de oude schapen afkeurend hun oude koppen. “Gevaarlijk…gevaarlijk,” bromden die dan, maar Sneeuwvlokje haalde ongeïnteresseerd haar schoudertjes op en dacht: “Domme, oude oma’s…wat weten jullie er nou van? Jullie doen altijd maar precies wat de herder wil.

Zo heb je nooit plezier. Maar ik krijg de beste blaadjes.”

Maar op zekere dag kwam Sneeuwvlokje per ongeluk vast te zitten met een van haar pootjes en moest de herder er aan te pas komen om haar weer te bevrijden. Die was boos op Sneeuwvlokje. “Sneeuwvlokje…wat ben je toch ongehoorzaam. Dat loopt nog eens verkeerd met je af. Pas maar op want als je afdwaalt word je nog een prooi voor de hongerige wolf.”

Daar had Sneeuwvlokje nog nooit van gehoord. Een wolf? Wat was dat voor beest? De schapen wisten het wel… Die vertelden Sneeuwvlokje de meest gruwelijke verhalen over de wolf en dat ze daarom dicht bij de herder moest blijven.

Het duurde niet lang voordat Sneeuwvlokje zelf een wolf zag, want op zekere dag besloot een ouwe wolf met een lege buik de kudde aan te vallen. Ze stond die dag toevallig net dicht bij de herder toen het gebeurde. Opeens stoof de herder op.

Een gemeen, slobberend beest met een hijgende bek grijnsde venijnig naar de kudde, maar de herder was paraat. Die stond in een flits tegenover de woesteling en stond klaar met zijn katapult en herdersstaf. Dat wrede beest kreeg er vreselijk van langs en droop al snel met zijn staart tussen de poten af.

Sneeuwvlokje had haar ogen uitgekeken. Wat een monster… en het drong tot haar door dat het misschien zo gek nog niet was om bij de herder in de buurt te blijven.

Maar de natuur van een schaap is niet altijd even gehoorzaam en nadat het een tijdje goed was gegaan werd Sneeuwvlokje weer overmoedig en begon ze weer af te dwalen. De lekkerste hapjes vind je tenslotte niet bij de andere schapen.

De herder was bezorgd want die zag ook wel dat Sneeuwvlokje ongehoorzaam werd en hij waarschuwde haar. Maar Sneeuwvlokje legde het koppig naast zich neer en moest niets hebben van al die preken en praatjes.

Op zekere dag keek de herder naar de lucht en zei tegen de schapen die bij hem stonden: “De winter is in aantocht. Bovendien komt er storm. Het gaat hier spoken. Wij moesten maar eens naar ons winterverblijf gaan!”

De schapen vertelden het vlug aan elkaar door… “De winter komt…de winter komt… We gaan naar binnen!”

Zo hoorde Sneeuwvlokje het ook. Dat vond ze helemaal niet leuk. Naar binnen? Een hele tijd niet rondrennen? Dat leek Sneeuwvlokje maar niets en die dag besloot ze om er nog een laatste keer op uit te trekken. Lekker alleen en weg van al die ouwe, stramme schapen die nooit eens iets durfden.

En zo kwam het dat Sneeuwvlokje opeens de berg op ging toen de herder juist aan een afdaling begon. Niemand had wat gezien. Ze stoof de heuvels op… O wat was dat leuk. Ze was nu helemaal alleen en dat voelde geweldig. Niemand die aan haar kopje zeurde dat ze terug moest komen en kijk eens naar al dat malse gras! Het gras was hier heel wat lekkerder.

Sneeuwvlokje had verschrikkelijk veel plezier en ze rende opgetogen de heuvels over. Ze kon haar geluk niet op. Totdat ze bij een diepe afgrond kwam en in de verte opeens hele donkere wolken zag die haar kant op dreven. Dat was de storm waar de herder het over had gehad. Heel ver in de diepte zag Sneeuwvlokje opeens de kudde. Net kleine stipjes. Daar moest ze snel naar terug…maar hoe? Ze kon toch dat ravijn niet in springen? Opeens werd Sneeuwvlokje bang. Hoe moest ze terug lopen? Ze kende de weg niet. Die kende alleen de herder. Opeens was dat blije gevoel weg.

Nu was Sneeuwvlokje eenzaam en bang. Waar was de herder nou? ‘O hemeltjelief, waar moet ik naar toe?’

Ze gleed uit en rolde zomaar over een richel naar beneden…

“Help! Help! Is er dan niemand die me kan helpen?” Haar vachtje scheurde. Dat deed zeer. Het bloedde zelfs. Ze was met een klap in een grote doornstruik gevallen. Gelukkig maar, want anders was ze nog dieper in de afgrond gevallen. En daar hing ze dan…alleen, eenzaam en verlaten.

Toen voelde ze iets kouds en nats op haar neus…Wat was dat nou? Een wit, nattig iets smolt op haar neus. En nog een, nee twee…drie…Overal kwamen er witte vlokjes naar beneden… Het sneeuwde.

Opeens wist Sneeuwvlokje waarom ze Sneeuwvlokje heette. O, wat was dat koud. Ze rilde van kou en ellende. Was ze nou maar gehoorzaam geweest. De herder zou nou wel thuis zijn in de warme, veilige schaapskooi. Die was vast zijn schaapjes aan het tellen…tien, elf… twaalf… Nou zou hij vast wel weten dat er een schaapje weg was. Daarom telde hij natuurlijk elke dag. Maar wat maakte het nog uit. De herder zou zeker niet op zoek gaan naar Sneeuwvlokje. Nee, hij zou het vuur opstoken onder het genot van een lekkere kop warme thee en zijn voeten warmen aan de vacht van haar moeder. Tenslotte had de herder al gezegd dat het dom was om ongehoorzaam te zijn. Eigen schuld, dikke bult…nee, voor Sneeuwvlokje zag het er niet goed uit.

Er biggelden dikke, zoute tranen uit haar verdrietige schapenoogjes… Ze zou zeker doodgaan van de kou en…

Opeens hoorde ze iets. Was het een wolf? O hemeltje lief!

“Sneeuwvlokje? Sneeuwvlokje?”

Nee, dat was geen wolf. Die kende haar naam niet! Het was de herder! De herder was naar haar op zoek. “Bèèèè…Bèèèè. Ik ben hier, herder!” Sneeuwvlokje blaatte uit alle macht.

Opeens keek het vertrouwde gezicht van de herder over de richel en zag hij Sneeuwvlokje hangen.

“O wat ben ik blij om je zien!” schreeuwde de herder.

“Ik ook,” blaatte Sneeuwvlokje kleintjes.

Daar waren de sterke handen van de herder. Ze grepen Sneeuwvlokje vast. De doornen sneden in zijn armen en het begon te bloeden,

maar dat scheen de herder niet op te merken. Voorzichtig maakte hij Sneeuwvlokje los en drukte hij haar tegen zich aan.

“Wat ben ik vreselijk blij dat ik je weer heb gevonden,” sprak de herder opgelucht.

De herder stopte Sneeuwvlokje onder zijn mantel. O wat was dat warm en veilig.Toen droeg de herder haar weer naar de schaapskooi.

Toen ze in de buurt van de schaapskooi kwamen schreeuwde de herder het uit naar zijn vrienden, de medeherders: “Mijn schaapje was verloren, maar ik heb het weer gevonden. Laten wij feest vieren!” Die avond voelde Sneeuwvlokje zich voor het eerst een volwassen schaap. De herder waste voorzichtig haar vachtje en verbond een wond aan haar poot. Maar nu wist ze het zeker. De herder wist het beter. Ze zou nooit meer bij Hem weglopen.

En toen viel ze in een diepe, veilige slaap…

Jezus is de goede Herder. Hij zorgt voor ons en wij zijn Zijn schapen. Soms zijn wij ook ongehoorzaam, maar Jezus leert ons door alles heen om op Hem te vertrouwen. Blijf jij ook dicht bij Hem?

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier