Daar is toch geen maand voor nodig?

De groep voorgangers was die avond bijeengekomen om eens te bespreken hoe ze de vermaning van de Apostel Paulus in
1 Thessalonicenzen 5:17 daadwerkelijk in praktijk konden brengen. De gezalfde volgeling van Jezus stelde in zijn brief aan de gemeente dat er onophoudelijk gebeden zou moeten worden. Onophoudelijk bidden? Zou hij echt bedoeld hebben dat er op ieder moment van de dag gebeden moest worden? Dat kon haast niet, want gezien de overvolle agenda’s van de grijzende geestelijken was dat wel wat veel van het goede.
Natuurlijk konden ze eventueel wat later aan de wekelijkse koffieclub beginnen. De organisatie van de Bingoavond in “Het Avondlicht,” het plaatselijke verzorgingshuis, kon eventueel overgedragen worden aan de koster, maar dat was het dan wel zo’n beetje. Iedereen zat met een vertrokken gezicht te peinzen over deze moeilijke tekst en uiteindelijk stelde iemand voor dat het verstandig was deze passage nog eens wat grondiger onder de loep te nemen. Misschien moesten ze eerst de grondtekst nog eens goed bestuderen en iemand kon er een verslag over schrijven dat dan een maand later, op de volgende raadsvergadering, in behandeling zou kunnen worden genomen.
De gezichten van de vermoeide en verwarde voorgangers ontspanden zich en het voorstel werd direct unaniem aangenomen.
Maar de schoonmaakster, die net de toiletruimte had schoongemaakt en met een emmer sop liep te zeulen, had het besluit opgevangen en snapte er niets van.
In al haar onschuld slaakte ze een kreet van verbazing. “Een hele maand?”
De voorgangers keken geïrriteerd op. Een van hen schudde zijn hoofd en zei: “Sjaan, even een welgemeend woord van advies. De schrijver van de psalmen zegt: ‘Ik bemoei mij niet met zaken die te hoog gegrepen zijn of die ik niet kan begrijpen.’ (Psalm 131:1) Om zulke moeilijke passages te begrijpen is tijd nodig.”
Sjaan bloosde, want ze wist wel dat ze maar een eenvoudige schoonmaakster was, maar ze begreep niet wat er nu zo moeilijk was aan deze passage. “Neemt u mij niet kwalijk,” zei ze, “maar dit is misschien wel het makkelijkste vers uit de hele Bijbel.”
Een oude dominee fronste zijn wenkbrauwen. “Zo, zo, Sjaan… het makkelijkste vers uit de Bijbel? Jij hebt toch ook van alles te doen? Leg dan maar eens aan ons uit hoe jij dat in praktijk brengt.”
Er kwam een grote, hemelse glimlach op het verweerde gezicht van de schoonmaakster. “Als ik meer te doen heb, heb ik juist meer gelegenheid om te bidden. Het is geweldig.”

Een van de voorgangers merkte fijntjes op: “Dat zien wij toch wat anders, Sjaantje.”
“Nee mijnheer,” zei Sjaan beleefd. “Voor mij werkt het heel goed. Als ik ’s morgens mijn ogen open doe, dan begint het al. Dan bid ik dat ik innerlijk vol licht zal zijn, zodat ik zal zien tot welke heerlijke toekomst ik geroepen ben. Dan zal ik weten wat een geweldige rijkdom God voor mij heeft klaarliggen. (Efeziërs 1:18)
Als ik me aan het wassen ben, dan dank ik Hem dat Hij mijn zonden van me heeft afgewassen, me een nieuw leven heeft gegeven, en me heeft vernieuwd door de Heilige Geest. (Titus 3:5)
Dan, terwijl ik me aankleed, bid ik dat Hij mij kleedt in het gewaad van heil en een mantel van gerechtigheid over mijn schouder legt. (Jesaja 61:10)
Als ik begin te werken dan bid ik dat mijn kracht net zo groot zal zijn als mijn leven lang is (Deuteronomium 31:25).
Als ik de kerk schoonmaak, dan bid ik dat ook mijn hart besprenkeld wordt met zuiver water, zodat ik rein word, en God mij zuivert van al mijn onreinheden en afgoden. Hij heeft me een nieuw hart gegeven—en nieuwe en goede verlangens—en Zijn geest in me geplant.” (Ezechiël 36:25-26)
Als ik ga eten dan bid ik dat ik mag leven van ieder woord dat God spreekt, en ik kan eten van het verborgen manna, het voedsel uit de hemel. Als ik mijn koffie drink dan bid ik zoals een pasgeboren kind verlangt naar zuivere, geestelijke melk, het zuivere woord van het goede nieuws. (Mattheüs 4:4, Openbaring 2:17, 1 Petrus 2:2)
Als ik moet bijspringen in het kinderclubje dan realiseer ik me weer dat wij door God zijn aangenomen als kinderen en omdat Zijn Geest in me woont, roep ik blij: ‘Abba! Vader!’ (Romeinen 8:15).”
Het gezicht van de schoonmaakster straalde van vreugde en tenslotte zei ze met een tevreden zucht: “En zo ga ik maar door. Alles, echt alles is een gelegenheid om God te danken en Hem te betrekken bij de klusjes die ik moet opknappen. En dan, als ik naar bed ga dan—”
“Genoeg, genoeg,” schreeuwde een van de ouderlingen. “God heeft aan kleine kinderen bekendgemaakt wat Hij voor wijzen en geleerden verborgen heeft gehouden. (Mattheüs 11:25) Sjaantje, ga alsjeblieft door met het onophoudelijk gebed.” Toen keerde hij zich tot zijn vergadering en sprak: “De Heer heeft Zijn weg duidelijk gemaakt. Laten wij Hem danken voor Zijn liefdevolle openbaring en nooit vergeten dat Hij de beste weg zal tonen aan hen die zich in hun afhankelijkheid tot Hem richten.” (Psalm 25:9)

Reacties

  1. Ja God heeft de eenvoudigen op het oog. Wijsheid door eenvoud, door de Heilige Geest die in hen woont.
    Laten wij het samen niet moeilijker maken dan het is.
    Niet ophouden met bidden en vooral danken voor alles wat wij van Onze Vader ontvangen.
    Elke dag. Stel je hart open voor Hem. Hij is dichtbij!

Laat een bericht achter:

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees de nieuwe Oppepper

Thuis of op je werk, een Oppepper maakt je sterk

Klik hier